Auteursarchief: admin

De windvrouw

De windvrouw heb ik geschreven naar aanleiding van het verhaal waarmee Jacintha Josepha de grote Ploegsma verhalenwedstrijd won.

De windvrouw

Op 26 maart 2003 werd mijn boek ‘De Windvrouw gepresenteerd.
‘Het heeft een prachtige rode kaft. Ik heb het geschreven naar aanleiding van het verhaal waarmee Jacintha Josepa de grote Ploegsma Verhalenwedstrijd won.

Het gaat over een verschrikkelijk griezelig mens. Zij is de baas over de wind. Als ze wil waait ze een gouden armband naar je toe of een bos geld maar ze kan ook het dak van je huis af rukken of de zee opjagen zodat het land overstroomt.

De windvrouw is knap en wreed. Ze kan heel aardig doen, maar wie verstandig is blijft uit haar buurt

De Held van Oer, het eerste boek van de Oer-serie

De HELD VAN OER is op dit moment mijn favoriete boek Op het omslag zie je de fantasy-wereld die ik speciaal voor dit verhaal heb verzonnen. Het boek zit vol waanzinnige wezens en onverwachte gebeurtenissen. Lees snel door!

Waar het verhaal over gaat:

Justin wordt meegesleept door een oude vrouw en een groene elf naar Oer,
de wereld van faunen en feeën, van nimfen en fabeldieren.
Oer is vlakbij huis, maar toch meestal onzichtbaar voor mensen.
Het is er vreemder en spannender dan in een computerspel.
Ondanks zijn angst voor veelpotige dieren en zijn laffe paniekaanvallen,
lukt het Justin om vele wezens van Oer te redden,
samen met zijn vrienden Uuvvv de elf en Leg, de draakachtige reuzenleguaan.
Dit boek gaat over vooroordelen, wantrouwen, vreemdelingenhaat en de
schandaalpers, maar ook over vriendschap, trouw, opoffering en gerechtigheid.

De Held van Oer ligt nu in de boekwinkels en ziet er zo uit:

Hieronder een voorproefje uit het boek!

Een draak door de brievenbus
Zonder dat hij het wist, stond Justin op het punt om een held te worden. De held van Oer. De geheime poort naar Oer zou die ochtend heel even opengaan. Net lang genoeg om een jongen en een oude vrouw door te laten.

Daarginder was alles nog betrekkelijk rustig. Het monster van de vulkaan sliep en de weerzinwekkende koboldkoning zat onbedreigd te glunderen op zijn gouden troon. Maar een leger van mensenhaters was al op weg naar het paleis van de elfenkoning om wraak te eisen. En de gevleugelde boodschap-pers vlogen naaar alle uithoeken. Er stond iets groots te gebeu-ren in Oer. Maar Justin wist nog van niets.

Tot nu toe was hij nooit heldhaftig geweest. En als hij van tevoren had geweten wat hem boven het hoofd hing, dan was hij vast niet meegegaan naar het land van de elfen. Maar een held word je meestal per ongeluk. En zo ging het ook met Justin.

Hij woonde zijn hele leven al in het dorp Alhier. Het was een dorp van niks, met een pleintje en drie smalle weggetjes die

in verschillende richtingen naar de horizon liepen. Er stonden een stuk of twintig huizen en het oeroude bakkerijtje van To-nia en Teun. Er gebeurde nooit iets. Totdat er op een ochtend een dikke mist op kwam zetten, die even later als een pot-dichte, grijze ring om het dorp hing. Ongemerkt werd de ring wijder. Langzaam dreef de buitenwereld weg, steeds verder weg, tot hij niet meer bestond.

Justin zat op dat moment achter zijn computer. Hij was net iets heel moeilijks aan het doen in een nieuw spel. Beneden klepperde de brievenbus. Hij probeerde er niet naar te luiste-ren en concentreerde zich op de zweeftegels die de doorgang naar de volgende ruimte versperde. Tegelijkertijd hield hij al-le hoeken van het scherm in de gaten om op tijd de uit-schuiftongen te zien aankomen van de muurmonsters die hem in één lik al zijn levens afnamen.

Het was vrijdagochtend. De school was gesloten omdat de verwarming vernieuwd moest worden. Justin was vrij! Hij zat in zijn pyjama te spelen. Het was bijna tien uur. Dadelijk zou zijn moeder bellen. Ze was taxichauffeur in de stad. Van tien tot half elf had ze pauze.

De brievenbus klepperde nog eens.Folders zeker,dacht Justin vaag. Met een grote sprong nam hij de laatste paar me-ter van de zweeftegelgang. Gelukt! Voor hem lag de drie-sprongtrap. Hij wist dat hij niet rechtdoor moest gaan, die weg leidde naar een peilloze afgrond. Rechtsaf dan maar. Terwijl hij over de ontbrekende en instortende traptreden sprong, ging de telefoon. Zuchtend stopte hij het spel.

Zijn moeders stem klonk ontzettend vaag.

,,Is het bij jullie ook zo mistig? riep ze uit de verte. Justin keek naar buiten. In hun tuin en daarachter, rond de appel-boom in de tuin van de bakkerij, hingen flarden mist, maar verder was het tamelijk helder.

,,Nee, niet echt, antwoordde hij.

,,Hou de telefoon eens dichter bij je mond, riep zijn moeder, ,,ik hoor je bijna niet. Je kunt toch wel even stoppen met computeren terwijl je met me praat.

Justin blies verontwaardigd. Ze dacht dat hij de telefoon tegen zijn schouder geklemd had om zijn handen vrij te hebben.

,,Ik speel helemaal niet en ik zit zowat in de telefoon, mam. Echt waar. Ik hoor jou ook bijna niet. Het lijkt wel of je uit Amerika belt.

,,Ik sta bij het station. Dat wil zeggen: ik denk dat ik bij het station sta. De mist is zo dicht dat ik de hal niet eens kan zien. Levensgevaarlijk is het op de weg. Ik hoop dat ik even geen verre ritten hoef te doen.

,,Dat hoop ik ook voor je. Justin liep alvast terug naar zijn computer.

,,Vergeet je niet om te ontbijten? In de koelkast staat mrpf murmel. De stem van zijn moeder werd totaal onverstaan-baar.

,,Ik hoor je niet meer! riep Justin. ,,Ik hang op, hoor. Hij drukte op het uitknopje en legde de telefoon naast zich neer. Als zijn moeder nog eens belde, kon hij opnemen en onder-tussen doorspelen.

Beneden klepperde de brievenbus nu aan één stuk door, alsof iemand er expres mee rammelde. Justin aarzelde. Naar beneden gaan om te kijken wat er aan de hand was of verder spelen? Het lawaai van de brievenbus was irritant. Hij kon onmogelijk doen alsof hij het niet hoorde. Mopperend ging hij de trap af. Zodra hij de voordeur kon zien, hield het geklep-per op. Hij zag nog net dat er een ansichtkaart op de deurmat neerdwarrelde. Een kaart van zijn vader? Nu al? Dat kon bijna niet. Hij was pas drie dagen weg. Justin wist uit ervaring dat zijn vader minstens een week nodig had om zich te installeren op een nieuwe werkplek in een ver land. Bovendien be-schouwde zijn vader ansichtkaarten als een soort prehisto-rische overblijfselen die je alleen maar voor de lol stuurde. De echte nieuwtjes mailde hij. Of hij belde om hun stemmen te horen.

De kaart lag met het plaatje naar boven. Zelfs op zijn kop zag Justin meteen dat er een draak op stond. Een lelijke, grijs-bruine draak. Hij raapte hem op en bekeek het monsterlijke wezen. Het had de kop van een slang. Vlak achter de ogen za-ten twee dikke huidplooien en meteen daarna begon het lijf. De voorpoten leken op korte, kromme armen en hadden, net als de achterpoten, klauwachtige vingers met lange, scherpe nagels. Onder de bek van het beest hingen drie stekels en mid-den op de rug stond ook een hele rij stekels. De kop en de poten waren bedekt met schubben. Het lijf was glad, maar je zag de aderen onder de huid door lopen.

Wat voor kleur had drakenbloed, vroeg Justin zich af. Hij staarde naar het linkeroog van het dier. Het glansde. Even leek het zelfs of het oog bewoog. Justin rilde en draaide de kaart om. Er zat geen postzegel op en geen poststempel. Maar op de lijntjes stonden zijn naam en adres met piepkleine, stakerige lettertjes geschreven. Justin Dovelaar, Lumerweg 3 Alhier. Geen afzender, geen boodschap, zelfs geen groet. Er stond alleen boven in de linkerhoek met grijze druklettertjes: Legu-aan. Justin draaide de kaart nog eens om en knipperde met zijn ogen. De leguaan stond nu met zijn kop de andere kant op en staarde hem aan met zijn rechteroog. Dit kon niet! Dit was absoluut onmogelijk, tenzij het een speciale kaart was. Zo een met een bewegend plaatje. Hij bewoog hem een beetje op en neer. Er gebeurde niets. Hij draaide de kaart om en nog eens om. Hij had zich de eerste keer vergist. De leguaan stond definitief met zijn kop naar rechts. Het rechteroog knipoogde. Justin haalde opgelucht adem en ging weer naar boven.

Hij was halverwege de trap toen het tot hem doordrong wat hij net had gezien. Het rechteroog had geknipoogd! Hij stond meteen stil en keek voorzichtig nog eens naar het dier. De geaderde flank bolde op alsof de leguaan langzaam, lang-zaam inademde. Vol afschuw liet Justing de kaart vallen en holde naar zijn kamer. Hij smeet de deur met een klap dicht en zakte hijgend op de rand van zijn bed neer. Wat was dit voor afschuwelijks? Haalde iemand een grap met hem uit? Geen afzender. En geen postzegel, dus de kaart was niet door de postbode bezorgd. Maar wie had hem dan wel door de brie-venbus geschoven? Hij dacht weer aan het doordringende ge-klepper dat hem had gestoord in zijn computerspel. Zijn spel! Vastbesloten ging hij voor zijn computer zitten om verder te spelen, maar na een paar minuten gaf hij het op. Hij kon al-leen maar aan de kaart denken. Aan het beest dat leefde.

Hij zette het spel uit en kleedde zich aan. Toen hij klaar was, ging hij naar het raam. Flarden mist dansten als lange wimpels door de tuin van de bakkerij. Vanuit zijn kamer kon hij Teun zien die bezig was bij zijn oven. Verder was er niets te zien. Ten slotte liep hij naar zijn kamerdeur en deed hem op een kiertje open. Hij zag het begin van de trap. Voetje voor voetje stak hij de overloop over en nog voorzichtiger ging hij de trap af. De kaart was helemaal naar beneden gedwarreld en lag met het adres naar boven onder aan de trap. Toen Justin eindelijk beneden was, raapte hij hem op en draaide hem om.

Zijn hart stond zowat stil van schrik. Op de foto was nog steeds de grijze steen te zien waarop de leguaan had gezeten en op de achtergrond stond ook nog de groene plant. Maar het beest was weg!

In paniek keek Justin om zich heen. De deur naar de kamer stond op een kier, de deur naar de keuken ook. Scharrelde daarbinnen nu een lelijk, grijsbruin stekelbeest rond? En hoe groot was dat monster dan? Zo groot als een ansichtkaart? Dan zou het een minimonstertje zijn. Als het al echt bestond.

Maar natuurlijk bestond het niet. Hij had dat diertje gewoon verzonnen. Op de kaart had de hele tijd alleen maar een steen gestaan en een mooie tropische plant. Zenuwachtig begon hij te lachen. Hij pakte zijn jack van de kapstok, deed het aan, stopte de kaart in zijn zak en liep door de keuken naar buiten. In het voorbijgaan keek hij snel rond. Geen draak te zien. En ook geen grijs minileguaantje.

Buiten hing de verleidelijke geur van koek en vers brood. Justin snoof en liep zijn neus achterna over de kortste weg naar de bakkerswinkel. Hij ging uitgebreid smikkelen bij Tonia en Teun. Zijn moeder zou aan het eind van de week wel betalen.

Dit is het eerste hoofdstuk van De held van Oer.

Op info@theadubelaar.nl kun je laten weten wat je er van vindt. En ook of je nog een hoofdstuk wilt lezen.

Als je het boek wilt bestellen, ga dan naar BOEKEN.

Thea Dubelaar brengt een wiegelied uit

Mijn prentenboek Wiegelied is speciaal voor de allerkleinsten    

dit prachtige boek kan alleen nog bij mij besteld worden via
info@theadubelaar.nl

Deinen, deinen
lieflijk glijden, op de wijde, grijze zee
golven wiegen, wolken vliegen
Bootje, bootje,
mag ik mee?

Bovenstaande afbeelding is afkomstig uit het Wiegelied van Thea Dubelaar.